Een van de hulpmiddelen die we hebben om dingen te begrijpen zijn metaforen. Je vergelijkt dan iets wat je kent of je voor kunt stellen met hetgeen je wilt begrijpen.
Misschien heb je het geweldige DWDD-college van Robbert Dijkgraaf gezien. Daarin legt hij iets uit dat heel moeilijk voor te stellen is: hoe groot is de aarde ten opzichte van de zon en hoe moet je de onderlinge afstand zien? Natuurlijk kan de encyclopedie je de cijfers geven: de doorsnedes en afstand in kilometers, maar om het een beetje te begrijpen helpt dat niet.
Dijkgraaf heeft daar wel een oplossing voor. Hij pakt een grapefruit (de zon) en een peperkorreltje (de aarde). Dan laat hij Matthijs van Nieuwkerk de grapefruit vasthouden en loopt zelf met het peperkorreltje tien meter van hem vandaan. Ineens kun je de verhoudingen tussen de zon en aarde en hun onderlinge afstand iets beter voorstellen. En je vergeet het nooit meer!
De mensheid is al een hele poos bezig om proberen te begrijpen hoe de hersenen werken. De psychiater Sigmund Freud deed dat door de hersenen met een stoommachine te vergelijken. Dat was in dit tijd een populair apparaat. Als je boos werd (de machine werd heet), moest je die woede wel kwijt (de stoom moest ontsnappen). Toen de computer werd uitgevonden, begonnen we de hersenen met een computer te vergelijken: een slimme rekenmachine die snel is in het verwerken van informatie.
Opdracht
Bedenk zelf een metafoor waarmee je je brein zou kunnen vergelijken. De vergelijking mag over één of enkele functies van je brein gaan, zoals dromen of verdrietig zijn. Bedenk iets anders dan een stoommachine en een computer, want die hebben anderen al bedacht. Schrijf op of vertel waarmee je je brein vergelijkt en leg de vergelijking kort uit.